Sinds 1998 organiseer ik Meesters op de gitaar, de internationale gitaarserie in de kleine zaal van het Concertgebouw. De serie bestaat uit drie concerten per seizoen. Sommige gitaristen vragen zelf of ze in de serie kunnen spelen. Anderen hebben daar een manager voor.
Op een ochtend werd ik gebeld door iemand’s manager. Hij vroeg of de gitariste die hij vertegenwoordigde in de komende serie kon spelen. Ik zei dat dat niet kon. De komende serie was al geprogrammeerd. Bovendien had ik haar nog nooit horen spelen. Ook dacht ik, omdat ze (nog) niet zo bekend is, dat ze niet genoeg publiek zou trekken.
Een dag later kreeg ik een mailtje: ik had haar wel degelijk horen spelen. Ik was gewoon te bang om haar uit te nodigen omdat ze een veel betere gitariste was dan ik.
Ik heb nog op haar website gekeken of er een direct telefoonnummer op stond. Dan kon ik haar uitleggen dat dit waarschijnlijk niet de meest effectieve manier was om concerten te krijgen. Maar het enige telefoonnummer dat er op stond was het zijne.