Over Van hoge naar nieuwe kunst is nogal veel te doen geweest. De auteur beweert dat het klassieke concert ten dode is opgeschreven. Er komt geen jong publiek meer op af en het publiek dat wel komt bestaat alleen maar uit oude mensen. De wereld van de klassieke muziek is een tikkende tijdbom en iedereen doet alsof zijn neus bloedt.
Stil zitten
Hans Abbing vertelt dat hij als student op de kunstacademie naar concerten ging om muzikanten te tekenen. Bij twee klassieke concerten werd hem verzocht hiermee op te houden. ‘Een illustratie van het intolerante, strenge, eredienstachtige karakter van het klassieke concert, aldus de auteur.
Mij lijkt het waarschijnlijker dat de luisteraar wilde luisteren naar de muziek in plaats van naar een tekenende Hans Abbing moeten kijken. Een mens kan tenslotte maar een ding tegelijk. Naar muziek moet je luisteren. Naar bewegend beeld moet je kijken. Voeg je muziek en bewegend beeld samen dan wint het laatste. De videoclip maakt van de muziek die zij promoot achtergrondmuziek. De televisieregistratie van een concert is dan vrijwel altijd een saaie boel. Achtergrondmuziek bij een hand hier. Een dirigent daar. Daar vul je geen twee uur televisie mee.
Het boek, de schrijver noemt het een essay, is een vrucht van de Boekmanleerstoel die hij bekleedde aan de Universiteit van Amsterdam. Een wetenschappelijk werk waarin Abbing mensen aanvalt die naar klassieke concerten gaan en betwijfelt of ze wel van muziek genieten. Waar haalt zo’n man het vandaan vraag je je als gitariste met brede belangstelling af. Niet uit de praktijk zo blijkt.
Saxofonist Ties Mellema vroeg Abbing waarom hij toch zo de nadruk legde op concerten van symfonie-orkesten terwijl de klassieke muziekpraktijk uit zo veel meer bestaat. Het antwoord was even simpel als ontluisterend. Abbing wilde gewoon een beetje aandacht voor zijn boek. Zo was hij nog nooit naar een concert van bijvoorbeeld het NBE geweest.
Geef een reactie