Ik kom vaak in Frankrijk en sprak een aardig woordje mee. Ook drink er veel rode wijn. Op een dag vroeg ik me af of ik geen oenoloog moest worden. Om uit te vinden waar ik wijn kon studeren ging ik naar Maison Descartes. Daar kwam ik in een rij terecht waar ik een grammaticatest kreeg overhandigd.
Nadat die was nagekeken werd ik gefeliciteerd. Ik was toegelaten tot de cursus. Dit kon ik niet negeren. Ik schreef me in en kreeg wekenlang, dagelijks onderwijs.
Weer terug in Frankrijk zei Francine, wat ben je stil. Maar ik was me steeds aan het afvragen of ik de passé composé of de plus-que -parfait moest gebruiken.
Geef een reactie