“Soms denk ik bij mezelf: een afschuwelijk instrument. Kijk maar eens goed. Hij ziet er uit als een vet oud wijf. Heupen te laag, taille te hoog; en dan die iele, hangende, rachitische schouderpartij – het is om krankzinnig van te worden. De contrabas is het afzichtelijkste, plompste en minst elegante muziekinstrument dat ooit is uitgedacht.”
Wilmar de Visser denkt er heel anders over. Hij is ook contrabassist, net als de hoofdpersoon uit De Contrabas van Patrick Süskind, waaruit bovenstaand afkomstig is.

Wilmar de Visser
Wilmar de Visser was te gast in de Muzikale Kring. Clairy Polak interviewde de contrabassist over in hoeverre je instrument bij je karakter past: “Ik ben een duwer” en over de rol van de bassist in het orkest. Over het Grammy Award Winning Ensemble Ludwig en over ‘zijn’ muzikale broedplaats Splendor. Er blijkt inderdaad iets als ‘bassisme’ te bestaan. De man die er een boek over schreef zat in de zaal.
Wilmar de Visser is vaste bassist bij Het Nederlands Blazers Ensemble, het Radio Philharmonisch Orkest en Ludwig. Behalve bassist is hij o.a. mede-oprichter van Ensemble Cameleon en initiator van Splendor Amsterdam dat in 2015 de Amsterdamprijs voor de Kunst ontving in de categorie Stimulering.
De contrabas van Wilmar is in 1825 gebouwd door Bernard Simon Fendt (1800-1852). Het vervoer van de bas naar Gartmanplantsoen had nogal wat voeten in de aarde maar dankzij doortastend optreden van Corine was ook de bas op de Kring. Wilmar vertelde er over en speelde er op. Ik speelde af en toe mee.
Wilmar houdt van ontregelen zo bleek. Ik heb zomaar het idee dat hij hier vooral zelf de nadelen van ondervindt.
De Nederlandse vertaling van bovenstaand fragment uit De Contrabas is van Hans W. Bakx.
Geef een reactie